Jan van Brabant

Ik wilde me gaan vermeien in een tuin vol bloemen en bijen

Foto: district Antwerpen

De Jan Van Brabantlaan verbindt de lanen van de middeleeuwse chroniqueurs Van Heelu en Van Velthem die allebei naar de Esmoreitlaan leiden.

Jan I van Brabant (ca. 1254-1294) was hertog van Brabant en – na de Slag van Woeringen 1288 – ook hertog van Limburg.  Hij was gehuwd  met Margaretha van Dampierre, dochter van de Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre die we kennen uit de Guldensporenslag. Jan van Brabant was een levensgenieter maar ook een bekwaam politicus en strateeg. Hij gaat door als een van de laatste vertegenwoordigers van het middeleeuwse ridderwezen: bedreven in het vechten met zwaard en lans, dol op vrouwen en een voortreffelijk liederenschrijver.  Dat laatste was een essentieel onderdeel van goed ridderschap zoals Jan en andere edelen uit zijn tijd dat beleefden.  Er worden negen minneliederen aan hem toegeschreven, die allen zijn opgetekend in een Duits liederenhandschrift, de beroemde Codex Manesse.

In Brabantse volkslegenden leeft Hertog Jan voort als een populaire, gulle en goedlachse vorst die graag in het gezelschap van eenvoudige lieden genoot van spijs en drank. Na de Slag bij Woeringen zou hij een groot overwinningsfeest voor zijn leger hebben georganiseerd, met overvloedig veel bier. Hij sprak zijn soldaten toe van op een stapel biervaten. Hierdoor zou hij model hebben gestaan voor de allegorische bierkoning Cambrinus (Jan Primus = Jan de Eerste) Alleszins werd hij afgebeeld te paard op de populaire biersoort Primus. Op het logo van de naar hem  vernoemde biersoort Hertog Jan staat hij als bebaarde vorst in hermelijnen mantel die een pul bier heft.

Jan van Brabant stierf in het harnas, letterlijk.  Zijn passie voor riddertoernooien moest hij, nauwelijks veertig jaar oud, met de dood bekopen. Er staat een borstbeeld van hem op de Grote Markt van Brussel.

Het bekendste lied van Jan van Brabant is het minnelied Eens meienmorgens vroeg met het refrein harba lori fa wat meestal wordt vertaald als ‘het kruid staat in bloei’, volgens studentenclubs een erotische toespeling.

In het minnelied beschrijft de dichter zijn ontmoeting met drie maagden in een boomgaard. Als hij met zijn hart in vlam de mooiste wil zoenen  jaagt ze hem weg. In de originele tekst leest men: In ein schoens boungartegin solde ich spiln gan. Het wordt in hedendaagse cantusboeken wel zeer vrij vertaald als:

Ik wilde me gaan vermeien
in een tuin met bloemen en bijen

Geschreven door Hugo De Ridder

LOCATIE
Jan van Brabantlaan 2

MATERIAAL
Arduin

Dit citaat werd niet opgenomen in het boek

Deze website maakt gebruik van cookies. Door verder te gaan, aanvaardt u het gebruik van cookies.